Nieuws


Het verhaal van Jacqueline Hoek

23-10-2020 • Interview

Ik ben geboren in Katwijk aan Zee, waar ik ben opgevoed in gesproken taal. Totdat mijn gehoor, dat vanaf mijn geboorte als slecht was, op mijn twaalfde helemaal overging in doofheid. Toen kon ik dus al wel spreken.

Mijn vader was zeeman. Hij was veel weg. Ik kom uit een christelijk gezin. Maar vanwege het werk van mijn vader gingen we niet erg vaak naar de kerk. Toen ik tien jaar was, vertelde een dove man mij dat er in Katwijk een dovenkerk was. Toen ik daar met mijn moeder naartoe ging, voelde ik mij direct thuis. Later gingen mijn vader en broers ook mee.

In Katwijk wonen relatief veel dove mensen. Komt doordat familieleden met elkaar trouwden en kinderen kregen.

Toen ik gebarentaal leerde spreken, schaamde ik mij er in het begin voor. Omdat ik eerst slechtshorend was, kon ik nog redelijk goed communiceren met goed horenden. Maar dit verdween toen ik de puberteit was. Ik had geen aansluiting meer met horenden. Gesprekken gingen over vriendjes en andere dingen die pubers meemaken. Het ging langs mij heen. Ik voelde mij ook verstoten door de horenden. Ik ben toen meer aansluiting gaan zoeken bij andere doven. Toen ontdekte ik wie ik echt was.

De wereld van horenden is een wereld van gesproken taal. Ik ontdekte nu dat gebarentaal mijn moedertaal was. In de horende wereld moest ik vechten. Ik de dovenwereld kon ik mijzelf zijn.

Dit is nog steeds zo. Mijn horende kinderen kennen gebarentaal, maar ik merk dat ze van mijn man en mij vervreemden, omdat ze vaak in de gesprekken vergeten rekening met ons te houden.

Wat de horenden kunnen doen om aansluiting bij de dove te vinden? Gebarentaal leren. Probeer de dovenwereld te leren kennen.

De Nederlandse gebarentaal is nu een erkende taal. Begin er mee te spelen op de peuteropvang. Stap voor stap gebarentaal in het onderwijs implementeren. Ik merk dat horenden best geïnteresseerd zijn in de dovenwereld.

Het is ook belangrijk dat doven zich inzetten om de verbinding te maken. Vroeger zei een horende eens tegen mij dat doven ‘alleen maar slapen’. Hij zei hiermee dat ze niet in beweging komen en in hun eigen wereld blijven hangen. In eerste instantie maakte mij dit boos. Maar hij had gelijk. Horenden namen in de kerk alle taken op zich. Wij, de doven, hingen er maar wat bij. Dit kon toch niet waar zijn! Inmiddels zie ik gelukkig dat kerkdiensten voor doven door zowel horenden als doven worden georganiseerd

De opmerking van die man, was voor mij ook aanleiding om mij aan te melden als vrijwilliger bij het IDP. Ik wilde geen afwachtende houding hebben, maar met mijn voeten in de modder staan.

Doven mogen in zichzelf geloven. We hoeven geen negatief zelfbeeld te hebben. Vaak komt dit voort uit de opvoeding die we krijgen.

God spreekt alle talen. Maar ik weet ook dat ik op de nieuwe aarde zal zijn genezen van mijn doofheid. Voor nu ben ik blij dat ik doof ben en juist hierdoor voor anderen iets kan betekenen.

Veel mensen denken dat doof-zijn zielig is. Maar dat is echt niet zo. Het hoort bij mij. Ik heb iets te bieden.

Er zijn meer doven nodig die zich inzetten voor het Interkerkelijk Doven Pastoraat. Wij weten immers beter wat doven nodig hebben dan horenden dit weten. Nu liggen de verhoudingen nog schreef en zijn er vooral horenden betrokken. We moeten naar een 50/50 verhouding toe.

Het is een zoektocht die we samen moeten aangaan. Dit vraagt om gedragsverandering. Van horenden en van doven. Zo zou ook binnen het IDP gebarentaal de voertaal moeten worden. Een gesprek tussen twee horenden is voor doven nu gewoon niet te volgen. Gevolg is dat je je ook nu weer voelt buitengesloten.

Gebruik jouw gaven en breng twee werelden bij elkaar in een kerk!
WORD VRIJWILLIGER BIJ HET IDP.
Meld je hier aan!

Terug naar nieuws